Kun je als minderjarige geld krijgen uit een nalatenschap voor je levensonderhoud?
Som ineens
Ouders zijn op grond van de wet verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige en jong-meerderjarige kinderen. Maar wat nu als één van de ouders overlijdt? De onderhoudsplicht van de overleden ouder gaat niet over op zijn erfgenamen. Moeten de kosten van het kind dan volledige door de achterblijvende ouder worden gedragen?
De wet heeft in deze situatie voorzien door te bepalen dat in zo’n situatie het kind na het openvallen van de nalatenschap van zijn vader of moeder voor zover nodig aanspraak kan maken op een geldbedrag voor zijn verzorging en opvoeding (kinderen jonger dan 18 jaar) of een geldbedrag voor zijn levensonderhoud en studie (kinderen tussen de 18 en 21 jaar). Deze erfrechtelijke verkrijging noemt men wel “een som ineens”.
Een succesvol beroep op de som ineens brengt met zich mee dat er een schuld van de nalatenschap ontstaat, die ten laste komt van de gezamenlijke erfgenamen.
Wanneer kun je op de som ineens geen aanspraak maken?
Door de wet wordt op deze regel wel een uitzondering gemaakt: het kind van de erflater heeft geen recht op een som ineens als zijn andere, de achterblijvende ouder krachtens de wet of een overeenkomst is gehouden om in de kosten van het kind te voorzien.
In veel gevallen zal een erflater een levenspartner achterlaten die op grond van het versterferfrecht of op grond van het testament de beschikking krijgt over de gehele nalatenschap, terwijl de kinderen een voorlopige, niet-opeisbare aanspraak op die achterblijvende partner hebben. De onderhoudsplichtige levenspartner kan dan - als hij of zij tevens de langstlevende ouder van de kinderen is - de erfenis aanwenden voor levensonderhoud van de kinderen.
Maar er zijn situaties denkbaar waarin de achterblijvende echtgenoot is onterfd of een onderhoudsplichtige levensgezel een (te) klein erfdeel heeft ontvangen om in de kosten van het kind te voorzien. Als de achterblijvende ouder in dat geval onvoldoende draagkracht heeft om de kosten van het kind te betalen, heeft het kind wel recht op een som ineens.
Als je een som ineens krijgt, heb je dan ook nog recht op de volledige legitieme portie?
De aanspraak op de som ineens van een kind gaat ten koste van zijn legitieme portie. Dus als een kind een beroep doet op de legitieme portie, dan wordt op deze legitieme in mindering gebracht het bedrag dat het kind met de som ineens kan of had kunnen verkrijgen.
Als je een som ineens krijgt, heb je dan ook nog recht op je wettelijk erfdeel?
Als de zogenaamde wettelijke verdeling van toepassing is, komen de goederen avn de nalatenschap toe aan de langstlevende ouder en krijgen de kinderen een geldvordering op deze ouder ter grootte van hun erfdeel. De som ineens komt overigens niet in mindering op deze vordering van de kinderen op de langstlevende echtgenoot.
Welke bezwaren zijn er tegen de som ineens?
De oplossing, die de som ineens tracht te bieden, levert soms problemen op. Anders dan bij alimentatie, kan de rechter de som ineens na toekenning niet aanpassen als later blijkt dat de minderjarige de som ineens toch niet (meer) of in mindere mate nodig heeft, bijvoorbeeld omdat het niet gaat studeren of omdat de achtergebleven ouder gaat werken of een nieuwe levenspartner krijgt en zijn draagkracht daardoor toeneemt.
Hoe gaan rechters om met de som ineens?
Zijn er gevallen bekend waarin de som ineens werd toegekend? Ja, maar er zijn slechts paar zaken gepubliceerd waarin de rechter zich heeft moeten buigen over de vraag of een kind de som ineens toekwam.
In 2015 bepaalde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NLGHARL:2015:9090) dat een ouder de verantwoordelijkheid heeft om ook voor de situatie na zijn overlijden adequate voorzieningen te treffen om het levensonderhoud van zijn jonge kind veilig te stellen. Als hij dit heeft verzuimd, wordt hem die verantwoordelijkheid alsnog toegedicht door het toekennen van een som ineens aan het kind. Bij de beoordeling of in een concreet geval aansprak bestaat op een som ineens en, zo ja, hoe hoog deze dient te zijn, dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Gelet daarop kan volgens het Hof niet worden voorbij gegaan aan de onderhoudsplicht van de overlevende ouder. Bij de vraag of de som ineens nodig is, en zo ja hoe hoog deze dient te zijn om de kosten van minderjarige tot haar 21ste te kunnen voldoen, nam het hof de volgende omstandigheden in aanmerking:
- De ouders van het kind waren al 5 jaar vóór het overlijden van een van hen uit elkaar gegaan;
- De overleden ouder betaalde de achterblijvende ouder een bedrag van € 250 per maand voor het kind;
- Na het overlijden van de ouder was het inkomen van de achterblijvende ouder gedaald naar een inkomen op ongeveer bijstandsniveau;
- Er bestond geen concreet uitzicht op verbetering van haar financiële positie binnen afzienbare tijd;
- Het kind ontving van twee instanties (een bescheiden) wezenpensioenuitkering;
- Te verwachten was dat de kosten van de verzorging en opvoeding van het kind in de loop der tijd zouden toenemen naarmate zij ouder wordt;
- Het erfdeel van het kind, dat ¼ deel van de nalatenschap bedroeg, was onder bewind gesteld tot zij de 21-jarige leeftijd zou bereiken;
- De overleden ouder had in het testament de wens geuit dat het onder bewind gestelde kapitaal zoveel mogelijk in stand zou blijven en pas aan het kind zou worden uitgekeerd nadat het bewind zou zijn geëindigd. [minderjarige] zal dus in beginsel pas vanaf haar 21ste over haar erfdeel kunnen beschikken.
Het hof was van oordeel dat het kind voor haar verzorging en opvoeding tot haar 18e jaar, en daarna voor haar levensonderhoud en studie tot haar 21ste jaar een som ineens nodig had. Het Hof berekende de som ineens op basis van de door de overleden echtgenoot betaalde alimentatie van € 250,- per maand. Het Hof trok daar nog wel de wezenpensioenuitkering vanaf, zodat het hof uitkomt op een bedrag van € 170,- per maand.
In een zaak die speelde voor de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8410) werd door de rechtbank geen rekening gehouden met de inkomsten van de achterblijvende ouder en haar echtgenoot (die ook onderhoudsplichtig was voor de minderjarige). Ook in dit geval waren de overleden ouder en de achterblijvende ouder al uit elkaar en was er een kinderalimentatie vastgelegd in het echtscheidingsconvenant. De rechtbank overwoog dat zij geen rekensom kon maken vanwege te veel onzekere factoren, maar stelde toch schattenderwijs een som ineens vast, waarbij rekening werd gehouden met de inkomensten van de minderjarige.
De rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2014:7147) wees het verzoek om een som ineens af. De enkele stelling dat de overleden ouder bij leven een bedrag van € 250,- had betaald was volgens de rechtbank een onvoldoende onderbouwing van het vereiste dat de aanspraak van het kind alleen kan worden toegewezen voor zover hij deze aanspraak nodig heeft.
Advies van één van onze advocaten
Mocht u onverhoopt in de situatie komen te verkeren dat uw (ex-)partner overlijdt en u heeft de financiële zorg voor een of meer kinderen, laat u zich dan voorlichten door één van de advocaten van ons kantoor over de vraag of u namens het kind aanspraak kunt maken op de som ineens. Wacht u in dat geval niet te lang. De aanspraak moet worden gedaan binnen 9 maanden na het overlijden van de ouder.